Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB1525

Datum uitspraak2007-03-19
Datum gepubliceerd2007-08-10
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersR200700327 voorheen R200700065
Statusgepubliceerd


Indicatie

Grootvader niet ontvankelijk in hoger beroep tegen beschikking gegeven met betrekking tot omgangsregeling tussen zijn zoon en diens kind ( de kleinzoon van grootvader ). Grootvader kan niet aangemerkt worden als belanghebbende in de zin van artikel 798, lid 1, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering nu deze zaak geen rechtstreekse betrekking heeft op de rechten en plichten van de grootvader. De grootvader kan niet als procespartij worden aangemerkt.


Uitspraak

MvO 19 maart 2007 Sector civiel recht Rekestnummer R 200700327 voorheen R200700065 Zaaknummer eerste aanleg 124922/FA RK 05-1261 GERECHTSHOF ’S-HERTOGENBOSCH Beschikking In de zaak in hoger beroep van: [X.] wonende te [woonplaats], hierna: de grootvader, procureur: mr. W.J. Sleegers, t e g e n [Y.], wonende te [woonplaats], geïntimeerde, hierna: de vrouw, procureur: mr. J.J.M van Asten. 1. Het geding in eerste aanleg Het hof verwijst naar de tussen [Z.] en de vrouw gegeven beschikking van de rechtbank ’s Hertogenbosch van 31 oktober 2006. 2. Het geding in hoger beroep 2.1. Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 23 januari 2007, hebben [Z.] en de grootvader het hof in het bijzonder verzocht (althans zo begrijpt het hof) eerdergenoemde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende het inleidende verzoek van [Z.] tot het opleggen van een omgangsregeling toe te wijzen, desnoods met begincontacten via Kompaan te [vestigingsplaats], waartoe [Z.] uitdrukkelijk zijn bereidheid uitspreekt, zij het dat hij er van overtuigd is dat zulks wat hem betreft niet nodig kan zijn. 2.2. Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 28 februari 2007, heeft de vrouw het hof verzocht: - de grootvader niet-ontvankelijk te verklaren, althans de grieven voor zover deze mede namens de grootvader zijn ingediend niet-ontvankelijk te verklaren dan wel af te wijzen als zijnde ongegrond en onbewezen; - de grieven af te wijzen als zijnde ongegrond en onbewezen; - eerdergenoemde beschikking te bekrachtigen. 2.3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 maart 2007. Bij die gelegenheid zijn gehoord: - [Z.] en de grootvader, bijgestaan door mr. W.J. Sleegers; - de vrouw, bijgestaan door mr. J.J.M. van Asten; - namens de raad, mr. H. Werger. 2.4. Het hof heeft verder kennisgenomen van de inhoud van: - de producties, overgelegd bij het beroepschrift en het verweerschrift; - de brief met bijlagen van de advocaat van de vrouw d.d. 8 maart 2007. 2.5. De beslissing in de zaak tussen de grootvader en de vrouw is afgesplitst van de zaak tussen [Z.] en de vrouw. De uitspraak is mondeling gedaan ter zitting van 19 maart 2007 en op 2 april 2007 in schriftelijke vorm aan partijen verstrekt. 3. De gronden van het hoger beroep Het hof verwijst naar de inhoud van het beroepschrift. 4. De beoordeling 4.1. Tussen [Z.] en de vrouw heeft over een langere periode een zogenoemde “knipperlichtrelatie” bestaan. Uit de inmiddels verbroken relatie is op [geboortejaar] [A.] geboren. De vrouw oefent het gezag over [A.] uit. [Z.] heeft [A.] niet erkend. Bij op 30 maart 2005 aldaar ter griffie ingekomen verzoekschrift, heeft [Z.] een verzoek ingediend bij de rechtbank ’s-Hertogenbosch tot vaststelling van een omgangsregeling tussen hem en [A.] van bij voorkeur één weekend per veertien dagen. De rechtbank heeft bij de bestreden beschikking het verzoek van [Z.] afgewezen. [Z.] en de grootvader kunnen zich niet met deze beslissing van de rechtbank verenigen en komen hiervan in beroep. 4.2. Beoordeling ontvankelijkheid van de grootvader in zijn hoger beroep. De grootvader heeft gesteld dat hij ontvankelijk is in het hoger beroep tegen eerdergenoemde beschikking omdat de verzochte omgangsregeling zijn kleinzoon betreft. De grootvader heeft een goede band met het kind en is emotioneel betrokken. De grootvader is van mening dat het in het belang van het kind is dat er omgang is tussen het kind en de vader, [Z.]. Het hof is van oordeel dat de grootvader niet aangemerkt kan worden als belanghebbende in de zin van artikel 798, lid 1, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering nu de onderhavige zaak niet rechtstreeks betrekking heeft op de rechten en plichten van de grootvader. Voorwerp van de onderhavige procedure vormt immers het omgangsrecht tussen [A.] en [Z.]. Overigens prijst het hof de betrokkenheid van de grootvader bij zijn kleinzoon, maar dit leidt er niet toe dat de grootvader om die reden als procespartij kan worden aangemerkt. Nu de grootvader in deze procedure niet kan worden aangemerkt als belanghebbende, komt hem het recht van hoger beroep niet toe. Het hof verklaart de grootvader dan ook niet-ontvankelijk in het door hem ingestelde beroep. 5. De beslissing Het hof: verklaart [ X.] niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank ‘s-Hertogenbosch van 31 oktober 2006. Deze beschikking is gegeven door mrs. Pellis, Smeenk - Van der Weijden en Everaars-Katerberg en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 19 maart 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.